Laatste keer

Tijd van gebed voor Oekraïne

Komende woensdag eindigt in Sint Jacobiparochie in ’t Beerhús de 2e ronde gebedsdiensten voor Oekraïne. Twaalf keer hebben we stilgestaan bij de oorlog en gebeden om vrede. Helaas, de oorlog gaat nog steeds door. O, wat hebben we gehoopt dat de oorlog voorbij zou zijn voor dat deze laatste “Tijd voor gebed voor Oekraïne zou komen  De gebedsdiensten in deze vorm stoppen, maar het bidden gaat door. In zondagse kerkdiensten of thuis of – en evengoed – met schietgebedjes. Voor Oekraïne en voor heel veel andere zaken. Kerken bidden zondags voor de nood in de wereld en er is veel om voor te bidden.

Je zou kunnen vragen of het heeft geholpen, dat bidden. Maar je zou misschien dan kunnen stellen: wie weet wat er was gebeurd zonder dat bidden! Misschien was de situatie dan nog veel erger geweest. En je moet je ook afvragen waarvoor je eigenlijk bidt. Bid je dat er maar veel Russen mogen sneuvelen of voor vrede? Bid je dat Poetin een ziekte mag krijgen of dat de leiders wijs zijn en de goede besluiten nemen? Wie zijn wij om te zeggen wat de juiste oplossing is? Het is zo groot en onoverzichtelijk dat we vaak alleen maar kunnen proberen de gevolgen te verzachten (door b.v. vluchtelingen op te vangen) én te bidden. In het besef dat het gebed geen toverstokje is. Dat bidden niet het indienen van een verlanglijstje is. Maar er op vertrouwen dat er Iemand is die groter is dan wij, creatiever dan wij. Iemand die op zijn tijd en op zijn manier zal reageren.

Dat vraagt om mensen die blijven bidden. Volhardend, noemt de Bijbel dat. En het woorden-boek omschrijft volhardend als: moeilijkheden taai trotserend. Bij die moeilijkheden mag je best denken aan die donkere schaduw die vandaag over de Oekraïne ligt (en over zoveel plaatsen op aarde). Aan de moedeloosheid en machteloosheid die wij bij zulke dingen voelen. Aan de vrede die jij zo graag wilt en die zo ver weg lijkt. Aan God van wie je zo graag de actie ziet die jij graag zou willen zien. Maar bidden blijft: zelf proberen te doen van God vraagt en – omdat het groter is dan jij – het ook overlaten aan Hem. Wetend dat Hij barmhartig is, groot, trouw. Wetend dat Hij zijn naam waar zal maken: Ik zal er zijn.